Waalse vitaliteit; de mijnsite van Grand-Hornu

Afstand: 2 km  /  Duur: ± 120 minuten


Eind 18e eeuw krijgt Charles Godonnesche met twee partners het recht om steenkool te winnen bij Quaregnon en Boussu, in de buurt van Bergen. Na financiële problemen verkoopt zijn weduwe in 1810 de concessie aan de Rijselse handelaar Henri De Gorge. Hij herstart de mijn, vergroot het terrein en boort nieuwe putten. Bij de vijfde, de ‘Sainte-Eugénie’, vindt hij eindelijk kolen.

De site ligt aan het Kanaal Bergen-Condé, wat vervoer naar Parijs en Antwerpen mogelijk maakt. Om arbeiders te houden bouwt De Gorge in 1816 een wijk en een slaapzaal, ontworpen door François Obin. Na diens dood neemt Bruno Renard het over, geïnspireerd door de zoutziederij van Ledoux in Arc-et-Senans.

Na een opstand ontsnapt De Gorge verkleed als arbeider. In 1831 draait de mijn volop, maar een jaar later sterft hij aan cholera. Zijn weduwe zet het werk voort.

Aan de ontginning komt in 1954 een eind door de politiek van de EGKS (de Europese Kolen en Staal gemeenschap). Arbeiderswoningen worden te koop aangeboden waarbij de huurders, meestal arbeiders van de mijn, een voorkooprecht krijgen.  De site raakt in verval en in 1969 beslist een Koninklijk Besluit over te gaan tot sloop, met protest als gevolg. De plaatselijke architect Henri Guchez koopt in 1971 het complex en voorkomt zo de afbraak. Guchez renoveert met eigen middelen en richt er kantoren in. In 1984 belast de provincie Henegouwen de vereniging Grand-Hornu Images met het beheer en de exploitatie. In 1989 koopt de provincie het complex en renoveert verder. In 2002 opent  het MAC’s (Musée d’Art Contemporain) van architect Pierre Hebbelinck haar deuren. 

Architect Pierre Hebbelinck maakte van het oude mijncomplex een museum voor moderne kunst. Volgens hem kun je in Wallonië pas iets nieuws bouwen als je eerst door het verleden heen gaat.

Hij zegt:
‘Ik doe niet aan monumentenzorg. Historische gebouwen verdienen geen blind respect. Als de omstandigheden veranderen, moet ook het gebouw mee veranderen.’