Parijs in 10 bouwwerken (2012)

Afstand: 12 km  /  Duur: een dag 


Deze 10 projecten zijn willekeurig gekozen. Van de prestigeprojecten tot sociale woningbouw. 


Route

1 > Bibliothèque Nationale de France
2 > Institut du monde Arabe
3 > Musée du Quai Branly
4 > Appartementen 
5 > Woningen 
6 > Villa’s La Roche en Jeanneret, nu Fondation Le Corbusier 
7 > Sociale huisvesting
8 > Collège Néerlandais
9 > Pavillion Suisse
10 > Maison du Brésil


1 > Bibliothèque Nationale de France

1995, Dominique Perrault,

2006, Quai François Mauriac, Tolbiac  13de arrondissement

Metro: Bibliothèque François Mitterrand

Paris Rive Gauche is volop in beweging. Na de ontwikkelingen die vanaf 1958 plaatsvonden in de zakenwijk ‘La Défense’ is nu het oosten van de stad aan de beurt. Een nieuw stadsdeel verrijst aan de Seine. Het kloppende hart is de nationale bibliotheek van Dominique Perrault.  Perrault was nog maar 36 toen hij in 1989 de prijsvraag voor de ‘Très Grande Bibliothèque’ wist te winnen. 

Het oorspronkelijke plan voorzag dat de boeken in de torens van grote afstand zichtbaar moesten zijn. De vier L-vormige torens van 79 meter hoogte op de hoeken van de reusachtige sokkel symboliseren opengeslagen boeken. Vanaf het begin oogstte het voorstel om miljoenen dikwijls kostbare en onvervangbare boeken in glazen torens op te bergen veel kritiek. Maar de argumenten van wetenschappers en deskundigen moesten wijken voor de krachtige beeldspraak van de architect.  “Tweederde van de 12 miljoen boeken (400 kilometer) wordt straks bewaard in de 'sokkel' van het gebouw, vlak boven en onder de grond. De rest komt op de bovenste verdiepingen van de 79 meter hoge torens in stalen kooien, waar het klimaat makkelijk te regelen is: boeken ademen niet.” Maar sinds de opening kende het gebouw een bewogen geschiedenis. Kostbare boeken en manuscripten moesten toch uit de (hete) torens naar de kelders verhuizen - ook niet zo’n geweldig -  want de naastgelegen Seine kan zomaar buiten haar oevers treden! Inmiddels is men wel uit de moeilijkheden geraakt en lijkt het geheel nu goed te functioneren.  Er ligt sinds 2006 ook een nieuwe voetgangersbrug over de Seine; de Passerelle Simone-de-Beauvoir.  


2 > Institut du monde Arabe

1987, Jean Nouvel, Pierre Soria, Gilbert Lézenès en Architecture Studio
5de arrondissement, Quai St Bernard 11, Rue des Fossés 1
Métro: M° Jussieu, ligne 7, 10  

Institut du monde Arabe, centrum voor Arabische cultuur. Het hoort thuis in het rijtje ambitieuze projecten van president Francois Mitterand. Jean Nouvels eerste topgebouw in Parijs is vooral bekend om zijn zuidelijke glasgevel met een ongewone zonwering van diafragma’s. De enorme glaspartij is opgedeeld in 240 vierkanten, die veel weg hebben van opengewerkte houten luiken die voorkomen in de traditioneel Arabische bouwstijl. Die luiken laten vrouwen toe om naar buiten te kijken zonder zelf gezien te worden: een  moderne gezichtssluier. 


3 > Musée du Quai Branly

2006, Jean Nouvel,

Quai Branly  7de -15de Arrondisement
Metro: Alma-Marceau

Een museum voor de kunst en cultuur van Afrika, Azië, Oceanië en Amerika moet men niet op een westerse manier bouwen moet Jean Nouvel hebben gedacht. Aan de Quai Branly in de schaduw van de Eiffeltoren verrees een bouwwerk met ‘vegetatiegevels’ waarop duizenden exotische plantensoorten groeien. Het museum zelf, is een wirwar van op en naast elkaar gestapelde volumes en gevelmaterialen.  Het ligt verscholen achter een golvend glazen straatscherm en staat op hoge palen. De constructie op palen geeft ruimte aan een grote tuin met begroeiing geïnspireerd op het regenwoud en de savanne.

Dit park vormt een overgang tussen een westerse metropool en ‘the other world’ van 300.000 niet-westerse cultuurstukken.


4 > Appartementen

1999, Frédéric Borel
20de Arrondisement, hoek Rue Pelleport 131 en Rue des Pavillons
Metro: Télégraphe

Een opvallend appartementengebouw op een knooppunt van vijf smalle straten. De architect Frédéric Borel reageert met asymmetrische vlakken en kleuren als een opengaande bloem op een buurt vol met armoedige bouwsels. Het gebouw met zijn schots en scheef geplaatste gevelplaten eist zelfbewust een plaats op. De gevels zijn totaal verschillend, aan de kant van de Rue Pelleport overheerst een groot glad wit vlak, aan de kant van de Rue des Pavillons is het chaos en dynamiek. Alle appartementen hebben een unieke indeling en vooral de hogere terrassen bieden een schitterend uitzicht op Parijs. 

Ook de binnenstad van ’s-Hertogenbosch heeft kennis kunnen maken met deze Parijse architect. Aan drie buitenlandse stedenbouwkundigen werd in 2003 gevraagd een ontwerp maken voor het GZG-terrein. Dat waren naast Borel ook MBM Arquitectes uit Barcelona en bOb van Reeth uit Antwerpen. MBM won de competitie. Ook hier liet Borel zien over welke geniale kwaliteiten de man beschikt, echter de gekozen maat en schaal van het plan bleek meer aan te sluiten bij de Parijse kantorenwijk 'La Defense' dan met de  fijnmazigheid van de Bossche binnenstad.


5 > Woningen

1927, Robert Mallet-Stevens
Rue Mallet-Stevens 16de Arrondisement 
Metro: Jasmin 

Robert Mallet-Stevens, architect en designer uit de periode tussen de twee wereldoorlogen in het chique en het mondaine Parijs. In de wijk Autueil bouwde hij een volledige straat. Op huisnummer 12 had de architect zijn eigen woning en atelier. De ijzeren toegangspoorten zijn van Jean Prouvé. Ook voor de interieurs werkte Mallet-Stevens samen met verschillende kunstenaars. De inhuldiging van de straat in 1927 was een druk societygebeuren. Drie jaar na de bouw van de villa's La Roche en Jeanneret van Le Corbusier kwam hier een minstens evenwaardig werk tot stand.  Mallet-Stevens, die half van Belgische afkomst was, overleed in 1945, maar 59 jaar oud. In de ronde toren bij zijn huis zit een glasraam van Louis Barillet. Het atelier van deze kunstenaar, vind men aan de Rue de Vaugirard op nr. 279 aan het einde van een doodlopend straatje. Dit atelier is eveneens ontworpen door Robert Mallet-Stevens in 1932,  Na een periode van leegstand, komt er nu weer leven in de brouwerij.  Het magnifieke gebouw herbergt nu een organisatie die aan training doet voor creatief ondernemerschap aan jonge mensen en het is volledig gratis!


6 > Villa’s La Roche en Jeanneret, nu Fondation Le Corbusier

1924, Charles-Edouard en Pierre Jeanneret
Square du Docteur Blanche 8-10  16de Arrondisement,
Metro: Jasmin, Ramelagh

In afwachting van het moment dat hij de 'grote opdrachten' kreeg bouwde Le Corbusier voor zijn ‘vermogende’ kennissenkring. De grootste van de twee woningen ontwierp hij voor een vriend, de Zwitserse bankier en kunstverzamelaar Raoul La Roche. De kleinere gezinswoning was voor Le Corbusiers oudste broer, de componist Albert Jeanneret. Hoewel de twee woningen van buitenaf één perfect geïntegreerd geheel vormen, verschillen ze binnen sterk van elkaar. De gezinswoning is eenvoudig en ondanks de bandramen en het platte dak vrij traditioneel. In de woning van La Roche kreeg hij meer ruimte om zijn nieuwe ideeën uit te werken. La Roche gaf hem carte blanche. Le Corbusier past hier al enkele punten toe van zijn (beroemde) vijfpuntenprogramma.

1. Les pilotis; het gebouw moet van de grond verheven worden.
2. Le toit-jardin; het platte dak wordt als buitenruimte ingericht.
3. Le plan libre; vrije indeling op elk niveau dankzij het skelet.
4. La façade libre; de gevels zijn niet dragend.
5. La fenêtre en longeur; het horizontale bandraam
.

De dwarsgeplaatste vleugel van het gebouw (het tentoonstellingspaviljoen) staat op pilotis (slanke kolommen). Daarnaast is de Villa La Roche ook een duidelijke toepassing van de 'promenade architecturale'; een wandeling door het huis die dankzij de vides, hellingen en bandramen gevarieerde perspectieven biedt. Het interieur is een mooie illustratie van het kleurgebruik van Le Corbusier. De buitengevels zijn volledig wit, maar binnen kiest hij kleuren in functie van de lichtinval: blauw voor de muren die schaduw krijgen, rood voor muren die de volle zon krijgen.

Bezoektijden: woensdag t / m zaterdag van 11:00 tot 17:30 uur


7 > Sociale huisvesting

2000, Herzog & de Meuron
Rue des Suisses 19, Rue  14de Arrondisement,
Metro: Plaisance

De Zwitserse architect Jacques Herzog vergeleek het effect dat hij met zijn werk beoogde, met de films van Hitchcock. De twee zwarte gevels in de Rue des Suisses en de Rue Jonquoy zouden zeker niet misstaan in een thriller van de 'The Master of Suspense'. 
Kenners prijzen de originaliteit, de esthetiek en de detaillering. Het fijn geperforeerde metalen hekwerk is onderverdeeld in zeven horizontale stroken die overeenstemmen met de zeven bouwlagen van de aanpalende typisch Parijse appartementsgebouwen. Achter de openschuivende accordeonluiken gaan smalle balkonnetjes schuil. Niet alle bewoners zijn opgezet met de belangstelling voor hun gebouw;
‘Hallo, het is hier geen dierentuin, je komt er niet in, we hebben genoeg van al die voyeurs.’


8 > Collège Néerlandais 

1938, Willem-Marinus Dudok
Boulevard Jourdan 63  14de Arrondisement,
Metro: Cité Universitaire

Een van de weinig werken die de Nederlandse architect Willem-Marinus Dudok in het buitenland bouwde is dit College neerlandais, een studentenhuis op het Cité Universitaire. Het moderne bouwwerk van gewapende beton wijst in de richting van 'De Stijl beweging. Alle decoratieve rompslomp is overboord gegooid. Het plan is functioneel en georganiseerd rond de centrale binnenplaats. De intimiteit  van de binnenruimte, contrasteert met de strengheid van de monumentale gevelopbouw. De typisch modernistische doorlopende ramen zijn opgedeeld in kleine, Hollandse venstertjes. Het Collège néerlandais, door Juliana geopend in 1938, werd echter lang verwaarloosd, maar is nu gerenoveerd.

En dat is 'echt prachtig gedaan', volgens de kenners!


9 > Pavillion Suisse

1932, Le Corbusier en Pierre Jeanneret
Boulevard Jourdan 7  14de Arrondisement, 
Metro: Cité Universitaire

Het Pavillion Suisse is het eerste collectieve gebouw van Le Corbusier. Daarvoor had hij alleen privéwoningen gebouwd. Het wordt beschouwd als de eerste etappe van jaren durend onderzoek dat uiteindelijk zal leiden tot het model van de Cité Radieuse, een universele collectieve ‘woonmachine’. In dit Zwitserse studentenhuis past de architect een verdere ontwikkeling toe van zijn vijf puntenprogramma voor een nieuwe architectuur: pilotis die de begane grond vrijhouden en ruimte laten voor groen, platte daken met groene daktuinen, de vrije organisatie van de plattegrond op elke verdieping (de tussenwanden hebben geen dragende functie), lange, horizontale vensterbanden en een vrije indeling van de gevel.

Unité d’habitation, machines à habiter.
Het huisje-boompje–beestje wonen is overal in Nederland ingeburgerd als medicijn tegen het wonen in een onpersoonlijke woonblokken aan de buitenkant van de stad. Ieder individu heeft recht op met een eigen huis, een plek onder de zon volgens René Froger en een tuin op het zuiden. Hoe anders is de oplossing van dit vraagstuk voor Le Corbusier. Zijn Unité d’habitation (een woonmachine) is een recept voor collectief wonen waarbij de voorzieningen van de stad zijn opgenomen in het woonblok zelf. Een stad op zichzelf dus. De ‘officiële’ opening van de Unité d’habitation in Marseille vond meer dan 60 jaar geleden plaats, op een zomeravond in 1953. ‘Als er een architect is die dit gebouw niet prachtig vindt, kan hij maar beter opdonderen,’ zou de beroemde Walter Gropius bij deze gelegenheid hebben gezegd.


10 > Maison du Brésil

1959, Lucio Costa / Le Corbusier                            
Boulevard Jourdan 7  14de Arrondissement,
Metro: Cité Universitaire

De architect Lucio Costa (Toulon, Frankrijk, 27 februari 1902 - Rio de Janeiro, 13 juni 1998) was een Braziliaanse architect en stedenbouwkundige. In 1952 kreeg hij opdracht voor het Braziliaanse paviljoen in de Cité Universitaire. Costa was bevriend met Le Corbusier en liet zich bij zijn ontwerp sterk door diens Fondation Suisse inspireren. De gebouwen zijn qua schema en opbouw praktisch  identiek, echter de schaal en de materialen verschillen. Het Braziliaanse paviljoen is veel groter. Costa is een figuur die werd geassocieerd met het combineren van traditionele Braziliaanse vormen en bouwtechnieken met het internationale modernisme, zoals het werk van Le Corbusier . Grote werken ook zoals het Braziliaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1939 in New York en de samenwerking met de grote Oscar Niemeyer.

Le Corbusier werd gevraagd om de bedrijvigheid van Costa te volgen, maar voegde op eigen initiatief details toe zoals de kleurige loggia’s bijvoorbeeld. Costa distantieerde zich uiteindelijk van het ontwerp. Le Corbusier was in de jaren 1950 een aanhanger geworden van een meer brutalistische esthetiek. De ‘machine’-esthetiek van de jaren 1920 had hij achter zich gelaten. Een typisch kenmerk is het gebruik van ruwe materialen,  onbewerkt beton waarbij de naden van de bekisting nog zichtbaar zijn.